Over nieuwe rollen, anders samenwerken, van elkaar leren en samen meer impact maken; de dialoog binnen ProeftuinNL tussen de stadsmakers van de stadslabs en vertegenwoordigers van gemeenten, provincies en rijksdepartementen bracht de volgende dilemma’s aan het licht.
Dilemma #1: over stadslabs en rol van de stadmaker
Imago: een naïeve idealist of gehaaide ondernemer?
De drijfveren van menig stadsmaker zijn intrinsiek ideëel om een mooiere, betere stad en leefomgeving te maken. Die maatschappelijke betrokkenheid maakt de stadmaker naïef en verdacht uit oogpunt van de instituties. Die argwaan is soms ook terug te vinden bij bewoners. Tegelijkertijd zoekt de stadmaker handig naar subsidies voor het stadslab, en vaak ook een financiële vergoeding voor zijn rol en werkzaamheden. Maakt het onbetaald werken van de stadmaker een naïeve idealist of vraagt het nieuwe stadmaken om gehaaide ondernemers die handig middelen bijeen kunnen brengen?
Dilemma #2: over stadslabs en ondernemerschap
Geen stadmaken zonder publiek ondernemerschap = social impact!
Maatschappelijke doelstellingen en idealistische drijfveren zijn het vertrekpunt van menig stadslab om veranderingen in hun leefomgeving in gang te zetten. Maar dat blijkt lang niet genoeg: het stadmaken vraagt om kennis en competenties om het stadslab tot een effectieve beweging of organisatie te maken. Het vraagt publiek ondernemerschap: maatschappelijke doelen moeten vertaald worden in harde investeringen die leiden tot uitvoering en impact. Return on investment van publieke gelden vanuit de instituties.
Dilemma #3: over stadslabs en hun impact
Als wegbereiders van waardecreatie blijven stadmakers met lege handen staan!
Stadslabs zijn de maatschappelijke pioniers om initiatieven te nemen voor een betere stad en leefomgeving. Vanuit nieuwe vraagstukken en opgaven proberen ze nieuwe mogelijkheden uit en verkennen ze nieuwe kansen in een gebied. En daarmee veranderen ze ook het imago en de perceptie en voegen nieuwe waarde toe aan dit deel van de stad. Ook financiële waarde, zo blijkt, die vooral toevalt aan projectontwikkelaars en gemeente. Kan vooraf een constructie worden bedacht, waarmee de nieuwe waardecreatie ook kan toevallen aan de stadmakers die al pionierend het gebied op de kaart hebben gezet?
Dilemma #4: over stadslabs en rol van de gemeente
Stadslabs maken de spagaat van de welwillende ambtenaar productief!
De relatie tussen stadslabs en overheden blijkt sterk afhankelijk van de welwillende ambtenaar, die kritisch maar betrokken in die samenwerking staat. Het brengt menig ambtenaar in een spagaat tussen culturen: met het ene been in de leefwereld waarin initiatief, ondernemerschap en actie domineren en met het andere been in de systeemwereld van de overheid gericht op controle, risicomijding en resultaat. Om deze cultuurverschillen te overbruggen zoeken de stadslabs naar de mens achter de functionaris: er is alleen wij, geen zij. Soms maken gemeente deel uit van het stadslab of zijn zelf de oprichter ervan: stadslabs maken samenwerken productief.
‘Het stadmaken vraagt om systeemveranderingen die experimenten mogelijk maken en stimuleren.’
Dilemma #5: over stadslabs en de instituties
Effectief stadmaken kan niet zonder systeemveranderingen bij instituties!
Maatschappelijke verandering kan niet worden ingezet zonder de brede participatie van bewoners, ondernemers en vele anderen. Stadslabs zijn een platform voor participatie door initiatieven te nemen en participatie productief te maken. Iedere overheid roept ons op tot participatie, maar tegelijkertijd blijken de interne systemen van dezelfde overheid hierop niet berekend: werkwijzen en verantwoording zijn nog vaak vastgelegd in regels en protocollen. Het stadmaken vraagt om systeemveranderingen die experimenten mogelijk maken en stimuleren.
Dilemma #6: over stadslabs en de politiek
Politiek mandaat en legitimiteit zijn onmisbaar voor serieus stadmaken!
Stadslabs mobiliseren de energie in de samenleving en brengen mensen en partijen bij elkaar rond een concreet initiatief. Een ondernemende groep mensen die niet zijn geselecteerd of gekozen maar elkaar weten te vinden rond een gedeelde doelstelling of opgave. Dit leidt bij de instituties vaak tot vragen over de legitimiteit van hun handelen: wie zijn het en namens wie werken zij? Met welk mandaat en draagvlak? Dit vraagt van stadslabs een actieve relatie met de lokale politiek en een goede afbakening van rollen en bevoegdheden.
Dilemma #7: over stadslabs en opschaling
De condities voor het stadmaken staan opschaling in de weg: de pilotparadox!
Het experimenteren in stadslabs vraagt om speciale condities: een creatieve vrijplaats om los van de reguliere praktijk, zaken te verkennen en uit te proberen, afgebakend en kleinschalig, met enthousiaste voorlopers. Hoe beter deze condities, hoe meer ruimte voor het experiment. Diezelfde condities zorgen er echter tegelijkertijd voor dat de verspreiding van de leereffecten en opschaling beperkt blijven. Opschaling vraagt juist om inbedding in een organisatie, om representatie en aansluiting bij kaders, beleid en reguliere budgetten. Paradoxaal genoeg staan de vrije condities van het experiment in de weg: stadslabs moeten zoeken naar de juiste balans.
Conclusies: over tegenstrijdige beelden
Ambivalenties tussen stadslabs en instituties
In de relaties tussen stadslabs en de instituties bestaan vooralsnog gemengde en tegenstrijdige gevoelens binnen stadslabs en met de instituties. Wederzijds is er nog onbegrip en ongeduld, leven er tegenstrijdige beelden maar hebben beiden elkaar hard nodig om effectief te zijn. Deze ambivalente verhoudingen zien we terug in de dilemma’s die hiervoor benoemd zijn:
1. De rol van de stadmakers is ogenschijnlijk tegenstrijdig: enerzijds een enthousiasmerende initiatiefnemer die zich ten dienste stelt van de vernieuwing van de stad en anderzijds de (publieke) ondernemer die moet zorgen voor financiering om te zorgen voor impact en continuïteit in het proces van stadmaken. Steeds opnieuw is het zoeken naar balans.
2. Publiek of maatschappelijk ondernemerschap lijkt nog een relatief onontgonnen terrein voor menig stadmaker die zijn drijfveren vaak ontleent aan idealen of bezieling voor de eigen stad. Om impact te krijgen in het ontwikkelingsproces is het zaak dat stadmakers hun ambities weten te vertalen in concrete doelen en realiseerbare projecten, waarvoor een goede financiële opstelling ook noodzakelijk is. Menig stadmaker heeft een ambivalente attitude tegenover ondernemerschap, maar onderkent de kennis en competenties om tot realiseerbare plannen te komen. Daarbij geldt dat stadmaken een team-effort is en dus hoeven niet alle rollen in één persoon verenigd te zijn.
3. De ambivalentie rond waardecreatie komt tot uitdrukking in de bijna verontwaardiging dat de stadmaker niet beloond wordt voor zijn inspanningen om nieuwe waarde(n) te creëren in een achtergebleven of in onbruik geraakt gebied. Die waardecreatie lijkt merendeels toe te vallen aan gemeente en ontwikkelaars die in formele zin het gebied (her)ontwikkelen. Tegelijkertijd is de stadmaker (nog) niet in staat om zijn (meer)waarde vooraf in concrete termen uit te drukken of te becijferen waardoor de lusten en lasten van waardecreatie anders kunnen worden verdeeld. Hiervoor zijn vernieuwende arrangementen nodig.
4. Gemeenten zijn belangrijke samenwerkingspartners of zelfs initiatiefnemers van de stadslabs, maar doen er vaak lang over de zaak intern op orde te hebben. In de reguliere systeemwereld van de gemeente wordt het belang van het stadslab niet altijd onderkend of is aan slijtage onderhevig. Koester de betrokkenheid van je bewoners en hun initiatieven. Aan de andere kant koesteren ook de stadslabs te weinig hun gemeenten: de gemeente is niet de tegenstander of een moloch. Er zitten ook aardige hoofden aan het veelkoppige monster, en medestanders zijn overal en altijd te vinden, hoewel de eenzame strijder voor het goede, voor menig stadmaker ook een verleidelijke positie is.
5. Het stadslab is een interessante vorm, instrument of platform om de betrokkenheid vanuit de energieke samenleving vorm en inhoud te geven. Niet zozeer in termen van (passieve) participatie maar eerder in termen van ‘empowerment’: een actieve, ondernemende groep initiatiefnemers. De opkomst van stadslabs en stadmakers als ‘beweging van onderop’ geeft aan dat hiervoor grote belangstelling bestaat. Maar de discussie over loslaten, faciliteren en nieuwe manieren van werken is bij veel gemeenten nog lang niet uitgewoed. Buiten roept de gemeente op tot participatie, terwijl binnen de interne systemen nog niet zijn ingericht op het faciliteren van kansrijke initiatieven uit de samenleving. Dat maakt de rol en positie van menig gemeente ambivalent: men wil en moet wel, maar is nog niet in staat.
6. De rol van de rijksdepartementen als het gaat om stadslabs komt evenzeer ambivalent over. Enerzijds wordt er alsmaar ‘kennis opgehaald’ of ‘living labs gevolgd’ maar is de terugslag en doorwerking op de vernieuwing van rijksbeleid geheel onduidelijk. Anderzijds wordt er opzichtig gedoken als stadslabs raken aan maatregelen voor de grote maatschappelijke opgaven waar ons land voor staat. Stadslabs zijn kleine pioniers die uitvoering geven aan de grote opgaven. De vraag blijft wat de rol en positie van het Rijk is of zou moeten zijn als het gaat het om de systeemverantwoordelijkheid voor innovatie, experimenteren en leren in Nederland? Nu experimenteren de mainstream manier van werken lijkt te worden, past de vraag of het Rijk hiervoor de condities kan verbeteren in het openbaar bestuur.
‘De primaire drijfveer is de eigen leefomgeving te verbeteren, op welke terrein dan ook.’
7. Ook op politiek gebied koesteren stadslabs een ambivalente verhouding. Enerzijds zijn er stadslabs die zich sterk richten op verbindingen met bestuurders en raadsleden en zich positioneren in het krachtenveld van de gemeentelijke besluitvorming. Directe mede-zeggenschap over plannen en projecten, of ‘the Right to Challenge’ zijn de inzet van deze stadslabs. Andere stadslabs bewegen zich juist af van het politieke krachtenveld en richten zich juist op a-politieke, maatschappelijke doelen. De opstelling is dan meer autonoom of activistisch, waarbij maatschappelijke doelen en de zelfredzaamheid van het stadslab voorop staan.
8. Het motiverende doel voor stadslabs zijn hun lokale ambities voor hun eigen buurt of stad. De primaire drijfveer is de eigen leefomgeving te verbeteren, op welk terrein dan ook. Dat maakt reflecties over innovatie, samenwerken, leerprocessen de afgeleide van hun inzet. Een bijvangst. Tegelijkertijd is de zelforganisatie van processen van leren en opschalen steeds belangrijker aan het worden om tot een grotere effectiviteit en impact te komen. Wie leren er van de activiteiten in het stadslab: is dat een kleine groep betrokkenen of een wijdere kring van personen in 2e of 3e ring rond de experimenten? In veel gevallen wordt nog niet op een structurele manier nagedacht over leerprocessen of het organiseren ervan. Hoewel menig stadmaker de waarde van reflectie en leren inziet, blijft die waarde indirect en relatief onzichtbaar voor de eigen lokale ambities. Waarom zou je veel tijd en energie stoppen in leren en kennisdelen als op voorhand de meerwaarde niet duidelijk is?
Bijeenkomst 4 Transformatie en verdichting in steden. Foto: Maarten van Haaff
Vervolg: hoe verder?
Professionaliseren van de dialoog tussen instituties en stadslabs
Met ProeftuinNL hebben we een eerste stap gezet in het organiseren van de dialoog tussen de informele leefwereld van de stadslabs en de formele systeemwereld van de instituties. De vier bijeenkomsten van ProeftuinNL zijn een eerste poging om wederzijds begrip te kweken en de dilemma’s op tafel te krijgen die een basis kunnen zijn voor verdere samenwerkingen.
De dialoog tussen de stadslabs en instituties vraagt echter om een verdere professionalisering, zowel op niveau van de dialoog zelf als wat de betrokkenheid van de verschillende instituties betreft. Als vervolg van ProeftuinNL denken we aan een ProeftuinNL 2.0 in drie richtingen:
1. Gestructureerd onderzoek naar stadslabs
Er heeft nog geen gestructureerd (wetenschappelijk) onderzoek plaatsgevonden naar het fenomeen stadslabs als nieuw instrument voor maatschappelijk initiatief. Met de nieuwe oproep voor stadslabs zullen door het Stimuleringsfonds bijna 50 stadslabs in ons land worden ondersteund. Een gestructureerd en compleet onderzoek naar hun herkomst, doelen, waarde en effectiviteit zou kunnen leiden tot een aantal handreikingen voor toekomstige stadslabs als instrument voor coöperatieve vormen van gebiedsontwikkeling en meer participatief overheidsbeleid. Inmiddels lopen hierover verkennende gesprekken met het Planbureau voor de Leefomgeving.
2. Uitwisseling van kennis en ervaringen tussen gemeenten met stadslabs
Met de ondersteuning van bijna 50 stadslabs door het Stimuleringsfonds zijn ook even zoveel gemeenten betrokken in de manier waarop zij zich verhouden tot deze stadslabs. Soms nemen gemeenten deel aan een stadslab, soms zijn ze oprichter of initiatiefnemer, en maar vaak op afstand betrokken. De kennis en ervaringen met het omgaan met deze stadslabs en het zoeken naar nieuwe manieren van werken is datgene waarmee alle gemeenten bezig zijn in het licht van de nieuwe Omgevingswet en de (Nationale) Omgevingsvisie. Met ProeftuinNL hebben we gezien dat een aantal gemeenten hiermee al de nodige kennis en ervaringen opdoen. Het actief organiseren van de kennisuitwisseling tussen betrokken gemeenten kan de stadslabs helpen. Dat kan in allerlei vormen, bijvoorbeeld een Praktijkacademie voor Stadslabs, bestuurlijke masterclasses voor gemeenten, of Communities of Practice. Ook een CityDeal tussen de bijna 50 gemeenten, ministerie van BZK en IenW, en het Stimuleringsfonds is een nieuw perspectief.
3. Verkennen van de systeemverantwoordelijkheid van het Rijk
In het kader van de Nationale Omgevingsvisie kan nader worden verkend óf en hoe het Rijk nadere invulling kan geven aan systeemveranderingen die nodig zijn om te komen tot betere condities voor innoveren, experimenteren en leren. Met de decentralisatie van het rijksbeleid staan de departementen op afstand van lokale en regionale beleidsagenda’s, maar de vernieuwing van het lokaal bestuur, nieuwe manieren van werken, en organisatorische, juridische en financiële systeemveranderingen helpen om lokaal via stadslabs invulling en uitvoering te geven aan de grote maatschappelijke opgaven. Ook ‘The Right to Challenge’, zoals vastgelegd in het huidige Regeerakkoord vraagt om verdere uitwerking in het kader van vernieuwing van het rijksbeleid. Dit alles past in het streven van de nieuwe Omgevingswet.
Edwin van Uum is een ervaren procesmanager op het gebied van alliantievorming tussen publieke, private en particuliere partijen via ontwerp en dialoog. Hij is directeur van Het Noordzuiden, bureau voor creatief procesmanagement in gebiedsontwikkeling.
ProeftuinNL is een samenwerking tussen Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, bureau Het Noordzuiden en de VPRO als mediapartner.
Meer
Door het Stimuleringsfonds is een mooi verslag gemaakt over de stadslab. Hierin is ook de Dordtse ervaring meegenomen. Zie daarvoor de link.